Gebroeders Adrianus Michiel & Jan Michiel van der Avoirt
I. Inleiding
De levensperiode van de gebroeders Adriaen en Jan van der Avoirt was niet de gemakkelijkste in de vaderlandse geschiedenis. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) woedde in volle hevigheid in Brabant, de thuisbasis van de van der Avoirt’s was maar wat vaak het kind van de rekening.
Het economische zwaartepunt van de Lage landen was o.a. door de sluiting van de Schelde ( als gevolg van de vrijheidsstrijd tegen Spanje) reeds verplaatst naar de Noordelijke Nederlanden. Bovendien raasde door de Generaliteitslanden, met name door het huidige Brabant, een felle godsdienststrijd met als gevolg vernietiging op grote schaal van cultuurgoed zoals kerken en kloosters. Het echte slachtoffer was de plaatselijke bevolking.
Er bestonden niet altijd “demarcatielijnen” tussen de strijdende partijen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden behield de in Vlaanderen, Brabant en in het huidige Limburg veroverde gewesten. Zij werden bestuurd door de Staten-Generaal en behandeld als wingewesten, dat betekende vreemde ambtenaren (allemaal gereformeerd) en veel te zware belastingen. De bevolking werd geknecht en geteisterd.
Alle kerken bleven gesloten tot aan de komst der Fransen in 1796 of werden aan de gereformeerden gegeven. De katholieke bevolking nam haar toevlucht tot zogenaamde schuurkerken en clandestiene onderkomens, waarvoor aan de ambtenaren nog flink smeergeld betaald moest worden.
Voeg bij deze bijna onmogelijke situatie het bestaan van een zeer ernstige criminaliteit door rondzwervende soldaten en ander loslopend maatschappelijk tuig.
De twintiger en dertiger jaren van de 17e eeuw waren voor Stad en Lande van Breda wreed en bloederig.
Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) is een tijd van betrekkelijke “rust” geweest tijdens de opstand tegen het Spaanse gezag.
In deze periode werden de beide zonen van Michiel Johannes (VI.1) geboren.
Michiel Johannes trouwde op 24 november 1609 met Maria Adriani Leijten1. Uit een notariële akte d.d. 25 april 16232 blijkt, dat zijn kinderen een voogd ( de man van zijn zuster Adriana Jan Michiel) hadden en dus moet hij vóór deze datum reeds zijn overleden. Het RK. Trouwboek van Ginneken3 vermeldt op 27 juni 1626 het huwelijk van de weduwe met een zekere Antonius Petri Monden. In totaal zijn 4 kinderen getraceerd: nl. 3 uit het eerste huwelijk van Maria Adriani Leijten met Michiel Johannes en 1 kind ( Laureijssen) uit haar 2e huwelijk met Antonie Peter Monden.
2GA. Breda R. 522/29
3RK. Trouwboek Ginneken no. 115, blz. 4/5
II. Adrianus Michiel van der Avoirt (VII.1)
Adrianus Michiel werd rond 1614 gedoopt, de exacte datum is niet meer te achterhalen door het ontbreken van de juiste bronnen. Ondanks de moeilijke economische omstandigheden was de situatie van de zonen van Michiel Johannes niet ongunstig. Mede door vererving was de familie in het bezit gekomen van akkers, weilanden e.d. en leefde dus niet aan de rand van het bestaansminimum Na het overlijden van hun moeder in 16424 kwamen er diverse onroerende zaken vrij , die ook wijzen op een zekere welvaart. Adrianus M. ontving uit de boedel, o.a : de helft van een beemd in Wijmeren ter grootte van 1,5 buijnder ( 1 Bredase buijnder = 1,29 ha), idem 1 buijnder onder Haldedonck. 2 buijnder, genaamd d’eng te Optenheuvel (Princenhage). eenvierde deel van een bos met een totale grootte van 4 buijnder. Deze locaties lagen allemaal in de omgeving van Ginneken. We moeten op grond van zijn onroerende bezittingen en van het feit, dat hij ook nog deelpachter was van landerijen, behorende bij het landgoed “Coekelbergh”, aannemen, dat Adrianus, in tegenstelling tot zijn broer Jan Michiel, boer is geweest en voor die tijd een uit de kluiten gewassen bedrijf had.
Toch weigerde hij in 1654 om voogd te worden van de negen kinderen van zijn neef Johannes Claesen van der Avoirt (VII.5). Begrijpelijk omdat hijzelf op dat moment reeds vader was van 8 kinderen. Op 2 juli 1655 zou bovendien zijn jongste dochter Adriana ter wereld komen en had hij dus al 11 monden te voeden.
Op 4 maart 16425 kochten Adrianus Michiel en zijn tweede vrouw, Angela Gijsbertus Jansen, "de hoeve van Coeckelbergen gelegen onder Ginneken". De hoeve lag ten Zuiden van Ulvenhout onder Notsel tegen de rivier de Mark.
Alle “saaij- ende weijlanden” lagen dus aan de zuidzijde van het huidige Breda. De koopsom bedroeg f. 4150.-6. In de akte van 4 maart 1642 wordt ook nog over contant geld gesproken. Of dit inclusief is, is niet duidelijk.
De landerijen, weiden en heidevelden waren ten dele leen- en "cijnsgoed horende onder de voorz. Vrouwe abdisse van Thoir". Coeckelbergen ( ook wel Coeckelbergh) zou vroeger een achterleen zijn geweest van het huis van Breda. Thorn scheen er echter nog oudere rechten op te hebben. Het huis is genoemd naar de zeer vermogende Bredase begijn Elisabeth de kockelberch. Zij leefde in 1444 in het begijnhof van Breda.
In de loop van de 15e en 16e eeuw wisselde het pand meerdere malen van eigenaar. Van 1642 tot 1690 bleef het huis eigendom van de familie van der Avoirt. In dit laatste jaar is de hoeve gedeeld onder de kinderen (3) van Adriaen Michiel7 : de 2 gehuwden, Michiel en Cornelia namen ieder de helft van het huis, de eerste de keuken en het achterhuis en Cornelia de kamer en de hoogkamer ( tot aan de deling werden in deze kamer H.H. Missen gelezen), terwijl het land toebedeeld werd aan het begijntje Petronella.
De landbouwactiviteiten van Adriaen Michiel waren op de allereerste plaats gericht op de zelfvoorziening. Het was dus een gemengd bedrijf van een zodanige omvang, dat met behulp van gezins- en familieleden ( en zo nodig met burenhulp) alle arbeid verricht kon worden.
Het vee was niet alleen de noodzakelijke mestproducent, maar was ook als voedselproducent onontbeerlijk. Overschotten van zowel de akkerbouw als de veeteelt werden op de plaatselijke markten verkocht.
Daarnaast behoorden vanouds tot de middelen van bestaan de bosbouw (houtleveranties t.b.v, de landbouw en stook- en timmerhout) en het gemeenschappelijke gebruik van de open heidegronden (bv. voor de schapenteelt).
De economische activiteiten waren voornamelijk gericht op de eigen dorpsgemeenschap. Adrianus Michiel en de zijnen waren geen wereldse burgers en zullen zeker niet op de hoogte zijn geweest van het bestaan van wat wij nu “bekende Nederlanders” zouden noemen, zoals Joost van (den) Vondel, Hugo de Groot of Jacob Cats. De dorpsgemeenschap was daarvoor té zeer gesloten.
Ginneken en Overakker telden in de periode rond 1625 ruwweg 225 inwoners. Het totaal aantal koeien en paarden was ongeveer 200. De weduwe van Adriaen Michiel had een gezin van 8 personen, 4 paarden en 11 koeien8.
Adrianus Michiel is aanvankelijk getrouwd9 ( 17 januari 1635) met de dochter (Petronilla Antony) van zijn stiefvader: Antony Peter Monden10
Een relatie als deze, binnen een gezin, kwam in die dagen wel vaker voor: het sluiten van een nieuw huwelijk was een economische noodzaak, waardoor kinderen, die geen bloedband hadden in één gezin bij elkaar kwamen te wonen.
Voorstelbaar is dat er wel heibel in de familie is ontstaan, toen er sprake was van een wat overhaast huwelijk. Op 14 april 1635 werd namelijk een dochter11 ( Gertrudis VIII.1) geboren. Véél erger was dat Petronilla in het kraambed stierf12. Later is er sprake van een tweede huwelijk en wel met Engeltien Gijsbracht Janssen, ook wel genaamd Engeltken Jan Ghijben13.
Zijn 2 oudste dochters (Geertruij en Piternel werden Begijn en vestigden zich in het Begijnhof van Breda.14 Het zogenaamde Cartularium der Begijnen biedt hier de nodige informatie15.
De professie van Geertruij vond plaats op 20 mei 1658, die van Piternel in mei 1659. De juiste datum is ook hier niet te achterhalen. Geertruij en haar halfzuster Piternel werden beiden 72 jaar oud. Alle latere geborenen ( VIII.2 t/m 9) stammen dus uit dit tweede huwelijk.
De overlijdensdatum van Adrianus Michiel is niet helemaal duidelijk:
de ene bron spreekt in 1663 over Engeltken Jan Ghijsbrechts als “naergelaten weduwe”16, de andere
vermeldt: Ginneken, 1678/7917.
De eerste vermelding lijkt mij de juiste.
Uit genoemde akten blijkt, dat Adrianus Michiel en Jan Michiel een minderjarige zuster en een halfbroer hadden. De minderjarige zus, Michielken, is dan 20 jaar oud. De minderjarige halfbroer is een zoon van Antony Monden, de tweede man van Maeyken Leijten.
In de akte Ginneken R. 698/164 t/m 169 d.d. 2 april 1690 werd de boedel onder zijn kinderen en kleinkinderen definitief verdeeld. De beschrijving neemt 10 bladzijden in beslag. Tot zover Adrianus Michiel.
5G,A, Breda R693/138 Ginneken, R693/139 idem
6Dr. F.A. Brekelmans: Jaarboek "De Oranjeboom" , deel XVII, jaargang 1964.
7G.C.A. Juten, De Parochieën in het Bisdom Breda, Dekenaat II, 1935, p. 255-256.
8Geschiedenis der Gemeente Ginneken en Bavel door L. Merkelbach van Enkhuizen en A. Hallema Uitgeversmaatschappij Kemink en Zoon. Utrecht 1941.
9GA. Breda RK. Trouwboek Ginneken no. 115/154/16
10Zie bladzijde 2
11GA Breda RK. Doopboek Ginneken no. 112/81
12GA Breda akte R. 693/155/128
13GA Breda akten R. 693/138 dd. 4-3-1642 enN. 293/4 dd. 17-5-177
14Begijnen: vrome ongehuwde dochters, die zich bezighielden met goede werken en gebed. Vaak beschikten ze ook nog over vermogen.
15Cartularium Begijnhof Breda, GCA. Juten p. 265.
16GA Breda akte N. 293/4 en N. 229/167
17GA Breda R. 695/203 dd. 5-6-1663
III. Jan Michiel van der Avoirt
Ook van Jan Michiel van der Avoirt is de exacte geboortedatum niet meer te achterhalen. Naar berekening moet het rond 1615 zijn geweest. Wél weten we, dat hij uit Ginneken18 kwam, omdat hij in Breda op 29 april 1641 het poorterschap verwierf en in de betrokken akte zijn afkomst staat vermeld.
Het Concilie van Trente ( 1545-1563) verordonneerde, dat iedere parochie zg. Doop-, trouw- en begraafboeken moest aanleggen. Vanwege de politieke strubbelingen was het vaak onmogelijk om een en ander te laten registreren door de katholieke kerk. Er zitten in deze registratie dus heel veel hiaten. Het huwelijk van Jan Michiel en Adriana Den Dunne werd waarschijnlijk om deze reden voor een Schepenbank gesloten. Wilde men dezelfde rechten hebben en dezelfde plichten ondergaan dan de burgers van een stad, dan kon men als buitenstaander deze rechten ook kopen of soms zelfs gratis (na bewezen diensten) verwerven. Bij de uitoefening van een vak was dit erg belangrijk: slechts als poorter kon men lid worden van een ambachtsgilde, in ons geval dus het brouwersgilde. Het gilde bepaalde in de eigen verordeningen of keuren, hoe en door wie het beroep mocht worden uitgeoefend. Vreemdelingen waren veelal uitgesloten. De poortersboeken vermeldden het beroep, de plaats of streek waar de betrokkenen vandaan kwamen.
Het beroep van Jan Michiel was brouwer. Hij trouwde in Breda voor de Schepenbank19 met Adriana Jans van Dunne op 3 maart 1641. Ze zijn aangemerkt als j.m. en j.d., hetgeen er op wijst, dat dit voor beiden hun eerste huwelijk was. In tegenstelling tot zijn broer Adrianus, die zijn hele leven een “plattelander” is gebleven, voelde Jan zich kennelijk meer tot de stad aangetrokken. In het brouwersvak weet ook hij het tot welstand te brengen. Een en ander blijkt nl. uit huisaankopen, boedelverdelingen en ook uit de bij zijn begrafenis behorende onkostenrekeningen. Dit laatste komt later aan de orde.
In 1639 was Anthony Peeter Monden ( de stiefvader van beide broers) eigenaar van het pand "Den Engel", bestaande uit "een huys, hoff ende erve met alle toebehoorte vandien". De ligging is in de buurt van de "plaetse" ofwel het marktplein van Ginneken geweest. In dat jaar werd Jan Michiel van der Avoirt de nieuwe eigenaar en bleef het pand in de familie tot 166320. In dat jaar wordt "Den Engel" ( de oppervlakte bedroeg 25 Roeden = ± 800 m2) verkocht aan een zekere C.C. Smolders. In de akte wordt gesproken over de weduwe van Jan Michiel, m.a.w hij is op dat moment dus reeds overleden. In het pondboek no. 7 1644-1675 (belastingregistratie) staat het huis "De Raepcoeck" vermeld. Jacobus Michielsen werd in 1648 eigenaar. Het huis was gelegen in Breda aan de Haagdijk in de buurt van het latere RK. Gasthuis (thans tussen de nummers 178 en 180). Het pondboek no. 1209 maakt melding van een huis, eveneens aan de Haagdijk B. 329 ( thans no. 73) genaamd: "Fortuyn met den Hoff over 't water" In 1663 is de weduwe van Jan Michiel de bewoonster en 1668 de kinderen van Jan Michiel.
Uit diverse bronnen blijkt, dat er in de familie kapitaal aanwezig was. Een akte21 vermeldt, dat een zekere Heyltken Geerits aan de weduwe van J.M. een bedrag van 538 Rgld. schuldig was. Op 13 februari 1641 verklaren Jan Michiel, zijn broer en zijn zus, dat een bepaalde schuld door iemand is afgelost, m.a.w. kapitaal dat afkomstig is uit de familie van der Avoirt.
In 1659 verkoopt Adriana van Dun (de Weduwe van J.M.), momboiresse22 van 4 onmondige kinderen, een stuk grond gelegen in Breda. Een broer van Adriana, Franchoys van Dun, is op 21 april 1671 voogd van de minderjarige kinderen van het echtpaar van der Avoort-Den Dunne. Adriana moet dus vóór deze datum overleden zijn23.
Ook in het sociale leven van zijn woonplaats Breda is Jan Michiel een actieve figuur geweest.
Op 15 februari 1649 werd hij "Kerckmeester van onze Lieve Kercke tot Breda ( ook wel cappel van Sint
Barbara genaamd).
Bij zijn overlijden op 6 januari 1658 heeft hij dan ook een begrafenis met het nodige eerbetoon
gekregen.
Hij werd in de kerk begraven, Dat was in die tijd gebruikelijk, echter niet voor iedereen. Het
baarkleed bedekte een eikenhouten kist. Ook al bijzonder.
Er was biergeld uitgetrokken voor het luiden van de klokken en er werd nog een keer extra
geluid.
Allemaal zaken, die niet behoorden tot een "gewone" begrafenis.
Adriana Joannis van Dunne hadden in totaal 8 kinderen. Hun jongste dochter ( Maria) werd evenals haar 2 nichten Begijn in het Begijnhof van Breda. Haar professie vond plaats op 13 september 1677. Zij overleed op 24 maart 173024. Er zijn duidelijke aanwijzingen, dat de onderlinge relaties in de familie goed waren25. De betrokken stukken spreken van "minnelijck en de vriendelijck van malcanderen gescheijden ende gedeelt te wesen…". Niets wijst op procedures, die dit tegenspreken.
19GA. Breda Trouwboek Schepenbank Reg. 1104 B 2187 Blz. 31
20GA. Breda akte R 695 f. 203
21GA. Breda R. 536/251 d.d. 18-11-1658
22voogdes
23GA. Breda R. 540/154-155
24GA. Breda Cartularium der Begijnen GCA. Juten.
25GA. Breda R693/157 d.d. 30-12-11642
III. Tenslotte
Als we een algemene conclusie uit het bovenstaand onderzoek mogen trekken, dan zou dat de volgende kunnen zijn: zowel Adrianus Michiel als Jan Michiel van der Avoirt waren gegoede lieden en presteerden ieder op hun terrein. Dit ondanks de belabberde economische en politieke situatie. Beiden hebben de redelijk welvarende positie van hun vader weten te consolideren. Hun geluk was, dat het familiekapitaal onder weinig kinderen verdeeld hoefde te worden. Adrianus was een traditionele boer met een, voor die tijd vrij groot bedrijf, terwijl Jan Michiel avontuurlijker was. Hij nam de gok om naar de stad te trekken en wist zich daar een zekere positie te verwerven, dank zij de bierconsumptie van de stedelingen. Zijn ondernemerschap en zijn verdiensten als burger zullen daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Hij bracht het tot "notabele" van de stad Breda.