Rombout van der Avoirt
Het RK. Doopboek Ginneken, no. 113, bladzijde 23, vermeldt op 11 april van het jaar 1651 de geboorte van Rumoldus van der Avoirt, in de familie Rombout genoemd.
Hij groeide op in een gezin van 9 kinderen. Één van zijn broers overleed op zeer jonge leeftijd, zijn vader stierf toen hij nauwelijks één jaar oud was.
Moeder Neeltje bleef dus met 8 kinderen zitten en het was in die dagen heel gebruikelijk, dat weduwen zich binnen niet al te lange tijd na het overlijden van hun man, weer op vrijersvoeten begaven.
In dit geval was het de weduwnaar Henrick Pauwels Vermolen, die 6 kinderen meebracht uit een eerder huwelijk. De levensloop van Rombout speelt zich in zijn jonge jaren niet alleen af in Ginneken of Rijen, maar ook in de stad Breda. In een akte¹, gedateerd 21 augustus 1674 wordt Rombout genoemd als "brouwersgast" en als "ingesetene deser stede Breda" (handelaar).
Uit onderzoek blijkt, dat dit verblijf in Breda niet zo heel lang heeft geduurd, want in 1675 koopt hij uit de boedel van zijn moeder de boerderij aan de Leeghstraat in Rijen².
Rond 1679, een precieze datum is helaas niet aan te geven, trouwt hij in Rijen met Clara Joannis Rubben.
Clara werd op 26 september 1649 in Rijen geboren. Uit hun huwelijk werden 6 kinderen geboren. Deze kinderen zijn de voorouders van verschillende heel belangrijke takken van de familie van der Avo(i)r(d)t.
²GA. Breda akte Gilze R.670
Het exacte verloop van het leven van Rombout heb ik ondanks zeer veel speurwerk niet helemaal kunnen reconstrueren.
In januari 1702³ is er sprake van een zoon van Rombout Janssen van der Avoirt, waarvan de moeder Adriaentien Jan Stoffelen zou heten en de voogdes zou zijn.
Zou deze situatie werkelijk hebben bestaan, dan zou Rombout op dat moment niet meer tot het rijk der levenden hebben behoord.
Het betrokken huwelijk, noch de doopakte van bovengenoemde zoon heb ik echter kunnen ontdekken. Waarschijnlijk is er sprake van een buitenechtelijk kind.
Clara Robbrechts (Rubben) is in ieder geval vóór 1714 overleden⁴.
Uit dezelfde akte blijkt, dat Rombout en Clara elkaar zeer waarschijnlijk hebben leren kennen omdat ze elkaars buren waren.
Dat Rombout geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken blijkt uit het volgende verhaal⁵.
Bij de drossaert en schout van de stad Breda werd op 15 februari 1697 een aanklacht tegen Rombout
van der Avoirt ingediend inzake een vechtpartij in Dongen op zondag 10 februari daaraan voorafgaand.
Slachtoffer was een zekere Peeter Raspius, pachter van "s'Lants gemael" in Dongen.
Wat is op deze bewuste zondag gebeurd ?
Op die dag ging Rombout naar Dongen om bij Peeter Raspius verhaal te halen. Kennelijk is hij
zondermeer naar binnen gegaan op een tijdstip, dat de "predickdienst" juist was begonnen.
⁴GA. Gilze-Rijen R 674/88 dd. 16-02-1714
⁵GA. Breda akte R253/23 dd. 01-04-1697
Rombout wilde "remissie ofte quijtschel" ( vergeving en kwijt-schelding) t.a.v. "eenige verswege personen".
Kennelijk had Rombout via Raspius een schuld bij enkele mensen, waarvan hij de naam niet kende.
Hij sprak Peeter Raspius niet erg tactisch aan, maar hoonde hem en vloekte hem uit voor alles wat lelijk was, o.a. schelm en hondsvot.
Bovendien moest Raspius beloven hem niet aan te klagen bij de officier in Breda. Zou dit toch gebeuren: "ick sal U den hals affsnijden".
Kennelijk liepen de gemoederen hoog op. Peeter Raspius had Rombout bij z'n haren vast, Rombout echter werkte hem tegen de grond en ging door met slaan en trappen. Hij haalde een steen uit de vloer en sloeg Raspius daarmee tot bloedens toe op z'n hoofd.
Ondertussen lag onze vriend Raspius onder, zat Rombout boven op hem en dreigde hem andermaal "den hals aff te snijden".
Peeter kreeg het kennelijk zo benauwd, dat hij vreesde voor zijn leven. Hij deed dan ook aan Rombout de toezegging , dat de schuld kwijtgescholden zou worden.
Het dochtertje van Raspius is vervolgens richting kerk gerend, roepende: "och vader, och vader!" en haalde haar moeder uit de kerk.
Zij zag, dat haar man een blauw en dik oog had en een bloedneus.
Er werd water gehaald om onze vriend weer een beetje toonbaar te maken.
Rombout van der Avoirt liep ondertussen terug naar Rijen.
Op 1 april 1697 werd Rombout door Willem Bentinck, de drossaert, aangeklaagd.
Het vonnis zegt " dat den gedaegde ter sake voorgeschreven soodanig arbitralijck sal worden gecorrigeert ende gemulcteert (= beboet worden) als U Ed. Achtbaren naer exigantie van sake ende de wetten ende placcaeten vanden Lande sullen bevinden te behooren cum excis aut als etc. …".
Wat nu de exacte strafmaat is geweest vertelt het verhaal niet.
Tot slot: de gemaallijsten 1724-1729 van Gilze-Rijen spreken een vroegere dood van Rombout tegen,
omdat daarin vermeld wordt, dat Rombout in die periode inwonend was bij zijn zoon Stoffel
(Christophorus).
Na het jaar 1729/30 komt de naam van Rombout van der Avoirt niet meer voor in de belastinggegevens.
We kunnen dus met enige zekerheid wel aannemen, dat hij in dat jaar is overleden.